Het kwam eigenlijk pas na een klein halfjaar, hiervoor was er niets aan de hand. Ik kan me die ene specifieke dag nog heel goed herinneren. We zouden naar oma gaan, op een zondagmiddag. Het was druilerig weer, een continue motregen ging gepaard met fikse windstoten. De perfecte dag om naar oma te gaan, zeg maar.
Toen we naar de auto liepen gaf papa me de sleutel. “Rij jij?”, vroeg hij plagend. Tenminste, zo vatte ik het op. Echter, ik had al sinds de zomer mijn rijbewijs, dus zo’n vreemde vraag was het niet. Het was alleen al een poos geleden dat ik gereden had. Ik zat in het tweede jaar van mijn studie geneeskunde en woonde op kamers in Groningen. In principe kon ik me met de fiets en het OV overal prima redden. En een auto kon ik me als student natuurlijk überhaupt niet veroorloven. De tijd dat ik nog braaf ieder weekend thuis kwam was bovendien inmiddels ook wel voorbij.
Trillende zweethandjes
Je raadt het natuurlijk al: deze rit naar oma werd een verschrikking. Een ware hel was het. Nog voordat we goed en wel in de auto zaten stond het zweet me al in de handen. Mijn hand voelde ik trillen bij het omdraaien van de sleutel in het contact. Om het drama compleet te maken sloeg de auto bij het wegrijden ook nog eens af. Ik bleek ‘m in de derde versnelling gezet te hebben, in plaats van de eerste. “Kan gebeuren”, zei mijn vader, die op de bijrijdersstoel zat. Een lichte vorm van irritatie meende ik in zijn stem echter te bespeuren.
Achterin zaten mijn moeder en broertje. Zij leken aan het geheel geen aandacht te schenken. Dat veranderde niettemin in het vervolg van de rit. Voornamelijk omdat mijn vader zich zichtbaar en hoorbaar aan mijn onzekerheid begon te storen. Hierop meende mijn moeder op haar beurt dan weer sussend te moeten reageren. Rotondes benaderde ik alsof we richting een lavazee reden en invoegen op de snelweg ging zo langzaam dat we uiteindelijk aan het eind van de invoegstrook stil kwamen te staan. Ik durfde niet.
Op zoek naar de oorzaak
Uiteindelijk heeft mijn vader – op aandringen van mijn moeder – het resterende stuk gereden. Na het nodige verzet – “laat dat kind toch rijden, zo leert ze het nooit” -, dat dan weer wel. Die middag was ik er bij oma met mijn hoofd totaal niet bij. Constant vroeg ik mezelf af hoe het nu toch mogelijk was, die angst. Mijn rijbewijs had ik zonder noemenswaardige problemen gehaald. Ik was een heel gemiddelde leerling en beslist niet angstig. Evenmin had ik een ongeluk of ander heftig incident meegemaakt, waardoor ik een verkeerstrauma opgelopen zou kunnen hebben. Was het dan puur een gebrek aan vlieguren?
Ervan overtuigd dat het toch ergens tussen de oren zat, ging ik in gesprek met een psycholoog. Na een tweetal gesprekken kwamen we echter tot de conclusie dat er waarschijnlijk geen gebeurtenis uit het verleden ten grondslag zou liggen aan mijn rijangst. Ondertussen las ik online tientallen verhalen van mensen die in dezelfde situatie zaten als ik. En gelukkig bleek het in bijna alle gevallen mogelijk het probleem op te lossen. Sommigen deden dit via hypnose, maar het merendeel bleek baat gehad te hebben bij rijangstbegeleiding.
Rijangstbegeleiding gaf me weer zelfvertrouwen
Ik besloot het er daarom op te wagen en dit is de beste beslissing die ik had kunnen nemen. Na enkele intensieve lessen van drie uur had ik mijn zelfvertrouwen terug. De rijangstcoach hielp me zelfstandig beslissingen te nemen. Zijn positieve feedback hielp me echt enorm op weg. De rijangstbegeleiding heeft me geholpen tot de kern van mijn probleem te komen en die bleek niets met mijn rijvaardigheid te maken te hebben. Door dit in te zien ga ik tegenwoordig met een gerust hart de weg op. Het feit dat ik inmiddels afgestudeerd ben en een baan én een auto heb werkt natuurlijk ook mee.